De Theorie


Theorie van D.I.E.T.S.

Meestal, blijkt uit eigen onderzoek, werd de Nieuwe Taal (Nijtaal = Latijn = in Italië) gevormd door het oorspronkelijke woord van achter naar voren te lezen of te schrijven. Zie het voorbeeld in het Woord Vooraf.

In mijn latere verklaringen dus ondertaal genoemd. Of voor de duidelijkheid: het eerste (uitgesproken of gelezen) woord leest men v.l.n.r. (en noemen we boventaal) en dan volgt de betekenis of omschrijving in omgekeerde volgorde oftewel v.r.n.l. (die we dan ondertaal noemen).

Wanneer u dit systeem kunt begrijpen, ziet u dat we te maken hebben met drie dimensionaal taalgebruik en dat er woordgroepen of woordfamilies zijn door de talen en dialecten heen. Overigens is het niet echt moeilijk: taalgevoel is belangrijk en een pré is een behoorlijke woordenschat. Ook een echt voordeel is het beschikken over een dialect of een andere taal. Dit geeft direct inzicht in veranderingen als uut-uit, diek-dijk. Of kijk naar ik in de Engelse uitspraak: aai ( I think that etc). De meeste oostelijke en westelijke dialecten in Nederlands hebben deze veranderingen gemeenschappelijk. Evenals het Fries, dat een zeer interessante oude taal is.

Waarom driedimensionaal?

Een ander altijd mogelijk gebruik is de verwisseling van de r en de l binnen één woord. Een woord met een r toont vaak zijn oorsprong binnen hetzelfde woord na het verplaatsen van de r naar vóór of juist achter de klinker in het woord. Hierdoor kunnen al snel veel woorden opgespoord worden. Vergelijkt u maar Nederlandse, Duitse en Engelse woorden.

Het is altijd zo dat de l en de r verwisseling in beide gevallen mogelijk zijn, zodat een extra uitleg van het woord ontstaat. Dus twee betekenissen in de ondertaal, waarbij soms een extra uitleg maar geen verandering in de betekenis ontstaat.

De taalkundige term r-methatis zaait eerder verwarring dan dat het duidelijkheid schept. Er is dus een werkelijke reden voor en het is geen verspreking of verschrijving. In een toelichting op Internet van een ridderverhaal (Karel en Elegast) wordt het Middelnederlands, in dit artikel ook wel duuts of diets genoemd (1200-1500 na Chr.), vergeleken met onze huidige schrijfwijze. Een aantal duidelijke vaste veranderingen gaan dan ook op, maar de reden van verschillende schrijfwijzen wordt door "de mensen die er voor hebben doorgeleerd" steevast gezocht in dialectiek en verschrijvingen. Dat dit een regelrechte misvatting zult U zelf kunnen vaststellen bij het gebruik van de taalsleutel.

De letter t of de d, aan het eind van een woord, moet eerst naar voren gebracht worden en gelezen als "te". Bijv.: land: te laan. (Let wel: het hier gegeven voorbeeld is nog een deel van de oplossing). Het Friese woord voor Friesland is Fryslãn en dus niet te wijten aan foute schrijfwijze en dus zonder de d.

De letters p en f staan vaak (meestal in de boventaal) voor een b en die letter bedoelt heel vaak gelezen te moeten worden als het woord bi, hetgeen bij betekent.

Een voorbeeld

Plant: bi-te-laan - bij de laan of bij het land.

Tegenwoordig maakt men de indeling van de lidwoorden: de, het en een. Maar de en het waren oorspronkelijk gelijk: de komt van te uit het oerwoord chet, maar dan in ondertaal (v.r.n.l.).

Vervolgens kiezen welke letter weg moet in de boventaal, de c of de h: nu zien we dat de c weg moet: chet - het.

Het belangrijkste van de ontdekking van het systeem is dus gebruikmaking van toevoeging om of binnen de woorden van de ch (deze twee letters kunnen weer staan voor (en dus veranderen in): sg, sch, s, g of h of k).

De spreektaal was uiteraard eerder dan de schrijftaal. Daarbij moet in principe rond de letters steeds voor en achter de woorden ch gezet worden en dan bepalen we welke uitsplitsing gekozen moet worden.

Gelukkig voor ons blijkt dat voor de vorming van het Nederlands uit de oervorm of basiswoorden het het meest voor de handliggend is om eerst de h te kiezen aan de voorkant van het woord en de g of ch-variant aan de achterkant van het woord. De vele duizenden voorbeelden zullen dit laten zien, zodat in de praktijk de zoektocht mee blijkt te vallen. Verder heeft de loop der tijden veel veranderingen veroorzaakt, soms verschrijvingen en samenvoegingen, maar veel minder (en meestal met een goede reden gedaan) dan dat velen denken, omdat het schrijven was voorbehouden aan enkelingen. Doordat het systeem moest kloppen (dus ook de v.r.n.l. methode of ondertaal), werd elk woord met grote zorgvuldigheid geschreven). Voor het hanteren van de taalsleutel vergeten we de verschillen zoals wij die tegenwoordig kennen tussen ch, sch, g. Eigenlijk moeten we heel het systeem zoals ons van kindsbeen af is geleerd, voor dit nieuwe doel vergeten. Eveneens geldt dit voor de ij, y en ei. We moeten zelf de juiste keuze maken. Het interessante is nu juist dat we ook nog eens de gevonden woorden kunnen controleren door het woord van achter naar voor te lezen.


De letter A

Nemen we de letter A en plaatsen we de ch er om heen ontstaat: chach.

Dit is een oer- of basiswoord. Van hieruit kunnen in elke taal woorden gevormd worden. Uit chach kunnen we in het Nederlands vormen: zak, zaak, schach(t), schaak, kaak, aak, kak, zach(t), kaas, haag (zowel van struiken als (be)haag), kaag.

Probeer dit eens met andere talen en daarna de andere klinkers ertussen (chech etc). De letter q heeft twee mogelijkheden, zie het alfabet.

De grote taalveranderingen rond 1500 tonen o.a. de verandering van enkele naar dubbele klinkers. Schrijver dezes toont dit aan door woorden uit de 14-15e eeuw te vergelijken met de 16e eeuw. We zullen een groot aantal woorden uit die periode behandelen. De latere schrijfwijze is totaal veranderd. Maar het is wel gedaan met de bedoeling om een grotere woordenschat en differentiatie, aangepast aan de nieuwe omstandigheden, weer in het systeem (boventaal-ondertaal) te doen kloppen. Wanneer u ingevoerd bent in het systeem zult u af en toe de wenkbrauwen fronsen bij het inkijken van woordenboeken of andere verklarende (op etymologie gestoelde) boeken.

De verklaring blijkt in heel veel gevallen onjuist zoals u zelf gaat vaststellen.

Tussen 2 klinkers moet iets in

Een voorbeeld van een later ingevoerde schrijfmethode is de weglating van de nch-te, n-te of ng-te of (of later -de n-de of ng-de) tussen twee klinkers in, zodat woorden en betekenissen werden samengevoegd.

Een nog bestaand voorbeeld, maar bijna verouderd is: elkander - elkaar. Wanneer het niet lukt met n-te moet ng-te gebruikt worden.

De oude schrijfwijze van vóór de Tweede Wereldoorlog met de toegevoegde ch en de dubbele klinkers is voor het gebruik van de Taalsleutel niet persé nodig maar had het op zich wel gemakkelijker gemaakt. De woorden met nck (zoals Byvanck) heeft zijn betekenis in de uitspraak v.r.n.l. Dan verandert de c namelijk in een s. Daarom is het toch wel jammer dat we de spelling in de loop der tijd vereenvoudigd hebben.


Alfabet I

Hier volgt het alfabet volgens de gevonden taalsleutel. Van belang om de oude woorden van vóór 1500 na Chr. terug te vinden in de oorspronkelijke vorm. Hierdoor herkennen we losse (Nederlandse) woorden, die niet met werkwoorden zijn gekoppeld tot een zin. Overigens, zoals eerder vermeld, heeft een herschrijving van woorden plaatsgehad rond het jaar 1500.

Daarvoor schreef men een a met de keuze aan de lezer om er een a of aa van te maken. Hetzelfde geldt voor alle klinkers. Dit doen kinderen die pas leren lezen trouwens ook. Vraag een kind om Beer te schrijven en het schrijft Bir. De i, y, ie en ij waren in principe dus gelijk. Zoals hierboven vermeld maakte men vroeger nog bewust gebruik van het boven-en ondertaal systeem. Ook de namen van mensen zijn via dit systeem tot in hun oorsprong te vinden. Met name voor (plaats)namen uit de Bijbel en de zeer oude woorden van vóór enkele honderden jaren terug zijn nu beter etymologisch te verklaren en te achterhalen.

Voor geschiedenis en archeologie zal een wereld open gaan na hantering van D.I.E.T.S.

Zo zien we in latere geschriften de verandering van bijvoorbeeld de a naar aa naar ae naar ay naar ai gaan. Dit is enkel en alleen ontstaan door de betekenis van het woord na gewone uitspraak of schrijfwijze vervolgens te beter te kunnen omschrijven in volgorde achterstevoren (v.r.n.l).


Alfabet II

A

A = aa, en verder in woorden die betrekking hebben op aardse zaken.

Tevens de klinker in het woord vader in: Taat, vader, pa(ppa) en abba, abt.

Taat komt o.a. voor in de dialecten op Wieringen, Urk en Texel.

De vele veranderingen zijn nodig geweest omdat men anders de toepassing v.r.n.l. niet goed kon weergeven. Zodoende wordt een p in een woord v.l.n.r. vaak een b of betekent bij, in de lezing van achter naar voor wordt de p vaak een f (v.r.n.l. = ondertaal).

Ae=aa na invoering verschil a en aa en samentrekking ande naar aa.

Ay=aa of in gay-gij (zie Ae)

Ai=aa of in gai-gij (zie Ae)

Aij=aa of in gaij-gij (zie Ae)

Al = au of ou en andersom: woorden met ou of au kunnen ALLEMAAL in ol/ul of al omgezet worden. Dit gaat weer door alle talen heen. Bijv. Hout-Holz (Du.), Halt-houd (de dief)

Au = al of ol (zie voorbeeld hier boven). Verg: Goud-Gold (eng.)

B

B = p of betekent: bij.

Maar uit de Duitse omgeving afkomstig dan wordt het een v of f (zie geben, heben = geven, heffen).

Meestal te gebruiken door slechts in te vullen als: bi=bij.

Een uitgewerkt voorbeeld zoals de woordenlijst is samengesteld. Boek: bi-hoek (hierna de ng-te methode toepassen: bi gong/schonk te geek: bij ging te kijken).

Verder zijn de woorden die eindigen op een b te verstaan door deze b (=bi) naar voren te plaatsen. In de teruglezing v.r.n.l. (ondertaal) wordt de b een p of f ).

Verg: Eng.: lamb.

C

C = k of s, in ondertaal veelal een s en altijd kijken of sch mogelijk is, de c komt uit de ch.

Ch= g of sj of c min h = c (=k), het hoofdbestanddeel van de taalsleutel.

D

D = t en altijd te. Verder vaak de aanduiding om een tegenstelling te maken door DE voor het woord te zetten:
DE = te-chech = te schei = gescheiden.

Voorbeeld: reguleren - dereguleren.

E

E = ee, en verder de klinker in woorden waar het gaat om aanduidingen van stromen, vaarten etc. heel vaak woorden die met de zee te maken hebben.

Overigens zijn e, ij, y en de i eigenlijk inwisselbaar. Zie eerder voorbeeld van Beer.

In het Nederlands is ook een onduidelijke uitsplitsing, wanneer er een r op de dubbele e volgt spreken we de i klank uit: Beer, en anders de ee klank. In het Duits, Fries en Engels vinden we heel gemakkelijk de overeenkomst. Engels: bring-breng, Duits: gib-geef.

Ee = De e of ee wordt vaak een éé als in beer. In Tessels dialect is dat gewoon en klinkt als langgerekte i. Normaal: licht, wordt in ondertaal: te geel, ijl of: te hel.

Dus als na bewerking van een woord vervolgens het woordje (chrech) wordt reeg ontstaat betekent dat; reik (bereik) of reeg (regeren) of een ander voorbeeld: meek (mik) en geek werd keek, kiek, kijk.

Ei =ee en ei en e-i

Eij =ee en ei

Ey =ei

Eu = oo

F

F = soms s of ss (verschrijving) en er bestaat in de voorgaande eeuwen een soort f maar net even anders en is te vergelijken met de Duitse ringel S en betekent dus ss, maar de normale verschuiving van de f is naar v en naar b en p en kan evt. staan voor b-bi.

Fr = fer of ver, maar in bewerking via de taalsleutel: bij-(ch)r

Fl = fel of vel, maar in bewerking via de taalsleutel: bij-(ch)l

G

G = G, H, I, J, zelfs K (onderdeel van één groep: CH, H, G, S en K)

H

H = G, I, J, en wordt vaak weggelaten.

H = vaak gebruikt om een klinker zijn hardheid te verzachten (Hispanje, Espanje).

Ook te zien in dialecten als het Zeeuws.

I

I = J, H, G en soms een F; is de klinker in woorden waar het vaak om de ik-persoon gaat.

De letters rond de i hebben vaak de mogelijkheid tot verwisselen (g,h,j,k).

J

J = i of g of h in de boventaal (Juan spreekt men uit als goewan). In de ondertaal wordt de j vaak een i.

K

K = k of c (zie onder C) en soms g via de weg ch.

L

L = l of r (meestal inwisselbaar en in ieder geval bij vertalen via ondertaal altijd wisselen) Verder betekent de l meestal iets met: lang, lengte.

De L en de R zijn de enige buitenbeentjes van het alfabet en kunnen verwisseld worden, maar geven dan een andere en tevens goede aanduiding.

M

M = m of n (soms de u of uu = double u).

Algemene richtlijn is dat de m de betekenis heeft van mee (=met, in samenhang met).

N

N = n

Algemene richtlijn: de n betekent: in (en kan heen en ging zijn).

N = vaak een aanduiding voor ontkenning (ageren-negeren).

O

O = oo of de nd tussen o-o en verder het basiswoord voor oe, ou, ui en eu (ö).

De klinker o komen we meestal tegen in woorden die iets met boven de aarde bijvoorbeeld op of nog verder (hoog) en ruimten onder de aarde te maken hebben (hol).

Oe =oo, maar ook onte (nt) of ong-te

Oi =oo, maar ook onti (nt) of ong-ti

Oij =oo, maar ook ontij (nt) of ong-tij

Oy = oo, maar ook onty (nt) of ong-ty

Ol = ou of au (zie: Al)

P

P = B, V, F maar altijd ook proberen p-b-bi (zie voorbeeld Fl, Fr).

P = wordt "Bij" via p-b-bi-bij (zie voorbeeld Fl, Fr).

Q

Q= Q of Kw en kw of que is in 2e instantie gekomen van de G en wordt via de oudste vorm: chue en met toevoeging f dan: scheef. Nu met de nt tussen methode: schuun te hef = schuin te hef.

R

R = l of z, soms verschrijving s. Zie letter L .

S

S = s of soms bij verschrijving een: f.

Eigenlijk kan bij iedere s gepoogd worden s = sieg in te vullen en dat direct uit te spreken als "trek". Hierdoor wordt veel duidelijk. Lees dit "trek" in de bedoeling: trekt naar, lijkt op.

Bekend van Tessels: siêge of in het Duits: Ziehen = trekken (Tessels sieg is zuiging tocht, trek van verplaatsing van lucht). Zie letter Z.

T

T = t of in gebruik van te in 't en een t voor het woord.
't Eijssel = te Eijssel.

T = d en wordt dan: de.

U

U = uu of vv (soms m of n verschrijving, maar dan komt dat door de boekdrukkunst en is de letter op z‘n kop gezet in de zetterij).

Vergelijken we de u in de Duitse taal dan blijkt het naar het Nederlands uitgesproken te worden als een oe.

Ui=uu of ui of unti (nt)

Ue = uu of hung-te (nt)

Uy = uu of ui of hung-te-gy (of hy) (nt)

Uij = uu of ui of gung-te-ij (nt)

Ul = ou of au (zie: Al)

V

V = W, f of u.

Maar kan ook leiden tot: v-b-bi ch.

Dus wordt vak: bi chak. Hetgeen verschillende soorten van "vakken" kan betekenen. Bij haak, bij hak, bij zak, bij zak, bij schacht etc.

Vl = vel of andersom en dan vla=chalf (in ondertaal) en betekent eigenlijk via de z-sch rubriek: zalf. We spreken meestal van hallef en zallef i.p.v. half en zalf.

W

W = vv, vf, fv, vbi, fbi of uu, soms nn (zie de letter U.)

Na uitproberen met het idee dat de v dubbel wordt geschreven en dus langer aangehouden moet worden of in ieder geval verschuiving te zien geeft: vvvvv kwam de wonderlijke ontdekking bovendrijven dat de w het beste geschreven (lees vertaald) wordt als "schuif-ch.

Dus nemen we we dan wordt dat schuif-chech. Aan beide zijden van de klinker ch er om heen plaatsen. Nu kiezen waar de ch voor staat: schuif-gees, schuif-hech (om 2 mogelijkheden te nemen) en vormen we: beweeg geest, beweeg eigen. Om het gemakkelijk te maken: chech of hech/heg betekent meestal eigen.

X

X = x of sk of ks, of ss, deze letter naar voren brengen en de k begint, dan een klinker, dan de s. Zie alle vormen van het woord Texel in de totaal-lijst.

Y

Y = IJ of ie of iê.

Ye = ij of ie of ynte of yng-te (nt).

Z

Z = Sc, sch, ss (of r in een echte verschrijving). Hierbij heeft de zgn. Duitse ringel s ook aan meegewerkt.


Samenvattend kunnen we stellen dat behalve de L en de R de eigen klank blijven, alle andere medeklinkers via bi-ch terug zijn te voeren op ch en vallen derhalve binnen alle woordmogelijkheden van de chach, chech etc.

Vanuit deze basiswoorden kunnen alle mogelijkheden ook in de andere talen gevormd worden. Zie de eerder besproken b-bi-bij, v-b-bi-bij, f-v-b-bi-bij, w-schuif-sch. Daarnaast komen voor de m-mee en de n-in nog voor als medeklinker of hulpklinker.


Tegenstelling en overeenkomst


De taal in het oude Holland, het Diets is tot stand gekomen door evenals in de andere talen rond de klinkers (klanken) weer medeklinkers te vormen. Hiervoor zou eigenlijk het woord hulpklinkers beter van toepassing zijn. De klinkers krijgen reliëf en betekenis door de hulpklinkers of medeklinkers.

De helft van alle woorden is gevormd door tegengestelde woorden of plaatsaanduidingen in de omgekeerde volgorde als woord te gebruiken. In latere tijden en bij meer woorden in omloop werd gebruik gemaakt van de letter n in het woord te plaatsen als het een ontkenning betrof. Dit was de n die staat voor chin. Hieruit kan geen - een - heen en scheen ontstaan. Ook zijn daarna woorden met een ander lidwoord nl. de ervoor ontstaan, om het woord in een ontkenning te veranderen. Deze keuze komt uit de Latijnse talen.

Maar ook in het gewone gebruik ging men tegenstellingen en omkeringen gebruiken.

 

Voorbeelden met tegenover elkaar liggende plaatsen of omdraaiingen van woorden:

Moors tegenover Rooms.

En aan de andere kant (van de Middellandse Zee) van het land van Zeus (Griekenland) ligt Suez.

Onder Grons (-Groningen) ligt in Drente het plaatsje Norg.

De gouwen in Duitsland en de go’s in Groningen liggen tegenover de ogen: Schiermonnikoog, Hunsingo, ’t Ooghe etc.

Op Texel komen we tegen:

De Mok -De Kom (als deel huidige Waddenzee),

De Naal - De Laan (kust Texel en land op Texel in tegenstelling tot de Laan (een vaargeul onder Texel.)

Verder: De Schorren -Gorzen etc.; zie woordenlijst).

Maar ook in het gewone gebruik ging men tegenstellingen en omkeringen gebruiken.

In beide vormen: v.l.n.r. en v.r.n.l. (zie rubrieken boventaal en ondertaal in de woordenlijst) moeten de h en de g of de ch voor of na een klinker geplaatst worden. Vermoedelijk zitten we op deze golflengte dichtbij het Sanskriet. Van daaruit dus verder naar het Diets en de andere talen.

In de oerwoorden zien we soms nog een woord dat wij kennen als gebruik in een verleden tijd. Er was nog geen onderverdeling in tegenwoordige tijd, verleden- en voltooid verleden tijd. Later werden de werkwoorden verdeeld in tegenwoordige, verleden en voltooid verleden tijd. Helaas zijn we een groot aantal sterke werkwoorden kwijtgeraakt en gebeurt dit momenteel nog steeds. Steeds vaker horen we "vaarde" in plaats van "voer". Een enorme blunder die wwe nog net in deze tijdspanne kunnen begrijpen en verwerken met de taalsleutel.

Weer later ontstonden de verdere spellingsmethoden. Dit zal gebeurd zijn tussen de 15e en de 16e eeuw en voor het Nederlandse woongebied werd een grote vertalingslag gemaakt bij het maken van de Bijbel in de Statenvertaling of Dordrechtse bijbel.

Na de herontdekking van de boven-en ondertaal is het van belang te ontdekken wanneer we in Europa dit verband of systeem zijn kwijtgeraakt. In ieder geval wisten we en werkten we er nog mee rond de tijd van de boekdrukkunst. Als we nl. de namen van de Europese kopstukken van de boekdrukkunst opnieuw lezen in de boven -en ondertaal zijn we dat hun namen betrekking hebben op die wetenschap of hun betrokkenheid bij de boekdrukkunst. Alsof ze al langer geweten hebben dat het gewone volk het verband niet wist, gebruikten ze de ondertaal-methode als een geheimschrift, waaraan ze zelf in hun "genootschap" veel plezier aan beleefden. Hierdoor had men in de lande geen weet van de vaak grove- of seksueel getinte woordspelingen. Wanneer is die wetenschap verdwenen? Ergens tussen de 80-jarige Oorlog en de Franse revolutie? In ieder geval in een tijd dat de kerkelijke macht verloren ging ten faveure van de wereldlijke machtspolitiek.


De thuissituatie in Oer Holland


In tegenstelling tot Duitsland (in het Tessels dialect werd terecht het verschil Bovenland (voor Duitsland) en Nederland gemaakt, dat o.a. in de uitwerking via de taalsleutel van Duits of Deutsch de woorden duister, schuin en heuvel in de woordenlijst laat zien, bestond de bevolking hier uit vissers en landbouwers. Voornamelijk vissers hetgeen valt af te lezen aan de vele plaatsnamen die daarop betrekking hebben en daarnaast werd er veel wild gevangen (vogels en konijnen etc). We hebben het dan nog over de tijd dat er geen grote watervloeden waren geweest waardoor ons land de vorm kreeg zoals het nu nog grotendeels is. Met de vele (ingepolderde) meren en een grote Zuiderzee (later IJsselmeer) voorheen het Almeer (verg. Almere).

Eigenlijk zouden we Schal- of Schaalmeer of Schar- of Schaarmeer moeten zeggen afkomstig van chalmer, om nu compleet te zijn vullen we nog een ch in: chalch-meer: nu zien de mogelijkheid tot schalkmeer en halsmeer. Het verschalken van vis en de halsopening naar het vroegere Almeer en later Zuiderzee. Vergelijk de woorden kalm, schaal, schal, kaal en aal etc. in de lijst. Dus destijds gebruikte men blokjes van 3-4 letters. Door er zowel vóór als achter nog medeklinkers aan vast te plakken werden woorden van wel 6-7 letters gevormd. Daarna werden koppelingen van dergelijke woorden gemaakt en werden de woorden steeds langer. Later werden de klinkers zoals a en de e verdubbeld om een andere klank te maken; en: om de woorden in de omschrijving binnen datzelfde woord in v.r.n.l (dus andersom lezen) te doen kloppen! Vervolgens werden de losse woorden aan elkaar gekoppeld of met elkaar verbonden d.m.v. van tussenwoordjes zodat er echt zinnen gemaakt konden worden.

De gezinssamenstelling was als volgt.
Aan het hoofd de man:
Zijn naam is taat.

De vader of tat. Ook in atta, nog te vinden in Atta Turk, een beroemde machthebber in Turkije. Van atta in het hierboven naar taat op aarde. Dus van Vader naar vader. Nu nog kennen we veel woorden met taat, maar we herkennen het vaak niet. De staat is ons staatkundige grondgebied. Sinds er naamvallen en andere taalregels zijn kunnen we spreken van: van taat is des taats. We kennen de term Vadertje Staat. Staatkunde is kennis van het erfgoed van (de) vader(en). In het Engels is het dad(dy) geworden. Maar dit laatste kwam later, omdat het Engels een aanverwante taal uit het Diets is en eveneens invloeden van het Fries en het Duits (Saksen) heeft. Daarnaast hebben de zuidelijke landen banden gehad met Engeland.

De zuidelijke talen als Spaans, Frans, Italiaans komen in de bewerking via de taalsleutel meestal goed zichtbaar naar voren als we v.r.n.l. lezen omdat het talen zijn die ontstaan zijn uit het Latijn (de Nijtaal of nieuwe taal). Dit zijn de talen waarin de g en de h vaak zijn weggelaten en de woorden voor ons als Hollanders omgedraaid beter te lezen zijn.

Oera Linda Bok

Overigens zegt het omstreden Oera Linda Bok hetzelfde. Een boek dat op dit moment in het nieuws is, omdat iemand gepromoveerd is op de stelling dat het om een vervalsing zou gaan. Het bewijs is echter magertjes omdat de bewering steunt op de wellicht overeenkomstige schrijftrant van Francois HaverSchmidt alias Piet Paaltjens in vergelijking met het Oera Linda Bok. Deze HaverSchmidt woonde evenals C.over de Linde in Den Helder en had via de kerk contact met hem. Hoe deze HaverSchmidt echter aan de wijsheid komt dat het Latijn van achter naar voor geschreven werd en waarom in sommige talen de h verdween, wordt nergens aangetoond. Tevens is nog niet echt aangetoond dat het geschrift een afwijkende (lees: bedachte) taal is. Bij een eerste kleine studie van ca. 1.000 woorden valt mij op dat er dit geschrift bijna geen woorden met achtereenvolgens 2 klinkers in 1 woord voorkomen. Slechts bij heel oude en primitieve talen komt dit verschijnsel voor. In het voorwoord van het O.L.B. wordt uitgegaan van een jaartal van 803 na Christus, zodat de christelijke overheersing over Europa in volle gang is.

Na presentatie van het D.I.E.T.S. systeem op het internet zal ik een studie van het oudfries en gebruik daarvan in het Oera Linda maken en t.z.t. publiceren. Een eerste aanzet door ca. 1000 woorden uit het boek (plaatsnamen etc.) te bewerken via D.I.E.T.S. leverde echter al interessante beschrijvingen op! De vrolijke hoogmoed waarmee sommige namen in het boek belachelijk gemaakt worden blijken bij gebruikmaking van de taalsleutel een serieuze beschrijving te zijn.

De afkorting D.I.E.T.S. is overigens een bewust uitgekozen grapje mijnerzijds.


Beginjaren van het Christendom en de taalsleutel


Stel je voor dat een monnik bezig is met kopiëren. Stel dat hij een woord als woord van rechts naar links overschrijft dan wordt dat: woord-droow. In het Engels (d-roow wordt d-groove (van groef). De monnik leeft volgens het woord van God (de bijbel) en schrijft het woord bewust met een hoofdletter en God in ondertaal wordt dus: te Oog of te te Hoog. Men kon vanuit de letter o veranderingen maken. Vandaar dat oo kan veranderen in ou: dus woord staat o.a. voor trouw. (zie de lijst). Nu zouden we erewoord zeggen. De oo kan soms ook oe worden: d-t en ch (hier g) plaatsen: te groew. Hier moeten we nu groef lezen. De w wordt een f. De letters werden dus gegroefd of gegraveerd. Wellicht nog iets te snel voor de beginner, maar dat went heel snel.

Door de woorden van vóór de Christelijke tijd over te nemen moest een simpele en zeer slimme ingreep worden bedacht. De wisseling van alle l en r letters. Hierdoor werd de zon (ooit Geel en Geheel genaamd) en die vanouds als de hoofdgod werd vereerd in de wende-feesten veranderd van Geel en Geheel in Heer (de g in h en de l in r), heirig (van heir -scharen) werd: heilig. Het Juul-feest werd ingebed in halle-luja (verg. dan het woord joelen in de lijst.). Het tegenoverliggende woord van Geel is Leeg-te en Geheel contra Lig te eigen.

Het woord Woord werd in de betekenis behalve trouw ook: geloof. Dit is één van de redenen van de r-l wisseling, beter bekend als r-l methatis. Hier nu even gebruikt als ondertaal-woord, maar voor hetzelfde geval is hier trouw het boventaal-woord, zoals de woordenlijst aantoont. Niet ernstig of bedreigend voor mensen met een religie, wel interessant en ook dit verklaart de niet eerder begrepen sleutelwoorden. Naar verluidt is in Japan de letter r gelijk aan de l, maar daar heb ik nooit onderzoek naar gedaan.

Weer dringt de vraag zich op: wanneer zijn we nu (en niet alleen in Nederland!) het begrip boven-en ondertaal kwijtgeraakt? Het lijkt er op dat na de verspreiding van de ideeën van allerlei kopstukken via de boekdrukkunst men het (in)zicht op de taal is verloren. Interessant is het om de namen van de uitvinders en verspreiders van de boekdrukkunst door Europa heen te lezen via de taalsleutel.

Voor ons zijn de gemakkelijkste namen natuurlijk te vinden in Nederland, daar waren de kopstukken van de boekdrukkunst: Hendrik Lettersnider en Hendrik de Keere. Ondertaal is het omkeren van het woord. Zij wisten het in ieder geval nog wèl. Want ook de andere boekdrukkers in Europa hebben namen die verwijzen naar het geheim van de boven- en ondertaal. Want in die tijd heette men oorspronkelijk bijvoorbeeld gewoon Jan van Cornelis, de eerste zoon van Jan werd weer Cornelis genoemd, de eerste zoon van Cornelis weer Jan etc, etc. Daarnaast werd het beroep of de plaats waar vandaan men kwam na een verhuizing als bijnaam toegevoegd. De taalspecialisten gaven hun bijnaam niet voor niets met een bijzondere verwijzing in de hun bekende ondertaal.

Een ander opvallend verschijnsel is bij hertalen via de taalsleutel, dat de begrippen Noord-Zuid-Oost-West wel heel erg van toepassing zijn in het gebied waar nu Nederland zich bevind. De Latijnse woorden op de randen van oude zee-en landkaarten geven dit aan wanneer u het systeem ondertaal v.r.n.l. toepast.

De zee in het westen, het hoogland (Duitsland) in het oosten en het noorden (schone, lees: witte, aarde) en het zuiden als plaats waar men per schip naar toegetrokken wordt en waar ook bergen (schuinten) en grote zeeën te vinden zijn. Zie woorden daarop betrekking hebbend staan in de woordenlijst.

Want hoe moet het anders als de taal ontstaan was in bijv. Hongarije of Roemenië! Of in Zuid Azië of Afrika. Dan kloppen de begrippen cq. omschrijvingen namelijk niet meer.

Er is in de toekomst nog heel veel en spannend ontdekkingswerk te doen via het gebruik van de taalsleutel.

© 2005-2013 TexelSites