sŒg (germaans)
boventaal
s-sieg
zege-sŒg (germaans)
s-chich
s-zich, zeeg, hech(t), eigen, schik
zege dat gehecht is aan schik (plezier)
h¢¢g-hoog
doorgetrokken naar het fries komen we op sŒg - s-chich -trek zeeg, hech(t), schik MAAR OOK heech (fries) hetgeen hoog betekent. Dus zege betekent o.a. hoog, onderscheiden en met plezier
© 2005-2013 TexelSites